Hoofdstuk 3 - Paragrafen

3.4 Financiering

a. Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is ingesteld om een grens te stellen aan de omvang van korte leningen. De gemiddelde korte financiering wordt per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet stelt dat de gemiddelde korte financiering bij de provincie maximaal 7% mag bedragen van het totaal van het lastenbudget, exclusief mutaties reserves, van het betreffende begrotingsjaar. Er is in 2023 niet geleend. Op basis van de gegevens in deze jaarrekening voldeden wij gedurende geheel 2023 aan de kasgeldlimietnorm.

b. Renterisiconorm
De renterisiconorm is bedoeld om eventuele te grote fluctuaties van de rentes op de langlopende schuld te voorkomen. Het renterisico wordt verkleind door de aflossingen in de tijd te spreiden. De hoogte van de jaarlijkse
betaalde aflossingen en contractuele renteherzieningen op leningen is maximaal 20% van het totaal van het lastenbudget, exclusief mutaties reserves, van het betreffende begrotingsjaar. Er zijn net als in voorgaande jaren geen langlopende leningen aangegaan. Een overschrijding van de renterisiconorm is daarom niet aan de orde.

c. Schatkistbankieren
Door wijziging van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Fido) zijn decentrale overheden verplicht om overtollige liquide middelen tegen marktconforme rente, met een wettelijk minimumpercentage van 0%, in de schatkist aan te houden.

Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner dan of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan € 10 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat. Dit is van toepassing voor de provincie Utrecht.

Deze pagina is gebouwd op 05/30/2024 06:56:46 met de export van 05/30/2024 06:42:02